Raf Janssen, wethouder voor PvdA/GroenLinks in het college van de gemeente Peel en Maas, komt wekelijks veel mensen en omstandigheden tegen. Per week pikt hij er een uit om er, terugblikkend, even bij stil te staan.
Deze week was ik te gast bij de kerstmaaltijd die de vrijwilligers van de Voedselbank georganiseerd hadden voor alle mensen die deelnemen aan de voedselbank in onze gemeente: vrijwilligers en gebruikers. Er was een leuke sfeer, veel mensen en smakelijk eten.
In onze gemeente zijn intussen meer dan 80 huishoudens die iedere week een voedselpakket ontvangen en mede dank zij deze hulp kunnen ze rondkomen. En het aantal huishoudens dat aangewezen is op voedselhulp groeit. Het is fantastisch dat vrijwilligers dat allemaal voor elkaar krijgen en dat er zoveel mensen meehelpen bij het verzamelen van voedsel. Het feit dat dit nodig is in een rijk land moet tot nadenken stemmen. Met de vrijgevigheid is het goed gesteld in onze gemeente. Gelukkig wel. Maar er zijn toch enkele zaken die veranderd moeten worden. In heel Nederland dan wel te verstaan, want Peel en Maas is geen eiland. We maken deel uit van een rijk land waarin steeds meer mensen in een armoedesituatie terecht zijn gekomen. Voedselbanken bereiken groepen waarmee de overheden en officiële instanties vaak het contact hebben verloren. De wijze waarop gewerkt wordt binnen de voedselbanken kan een horzelfunctie vervullen voor het landelijke en lokale beleid. Voedselbanken houden de samenleving een spiegel voor wat betreft het produceren van voedsel en de verspilling die daarmee gepaard gaat. Het bestaan en de werkwijzen van voedselbanken geven aan dat de gebruikelijke hulpverlening aan mensen in nood anders kan en deels ook anders moet. Het feit dat veel deelnemers aan de voedselbanken vanwege problematische schulden moeten aankloppen bij de voedselbank roept vragen op over de omvang en noodzaak van het consumeren in onze samenleving. Verder zet het bestaan van voedselbanken aan tot het nadenken over solidariteit.
Ondanks alle kritiek die men kan hebben op het feit dat er voedselbanken nodig zijn in ons rijke land, bieden de voedselbank ook een kans dat armoedebestrijding weer iets wordt van de gemeenschap en dus niet als maatschappelijke taak weggeschoven wordt naar een anonieme overheid. De afwijzende reacties op de voedselbanken grijpen vaak terug op de verworvenheden van de verzorgingsstaat, die de vrije werking van de markt aan banden wist te leggen en een robuuste bestaanszekerheid garandeerde aan alle burgers. Dat type samenleving kende haar hoogtepunt in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Daarom wordt deze periode van twintig jaar wel eens aangeduid als de korte eeuw van de altijddurende welvaart. Sindsdien zijn de bezuinigingen ingezet en is stap voor stap geknaagd aan de bereidheid en de bevoegdheden van de staat om corrigerend op te treden ten aanzien van steeds autonomer wordende economische processen, waarin niet langer de productie van welvaart, maar de consumptie van welvaartsgoederen centraal staat. Daarmee verschuift ook de bereidheid tot en de ideeën over solidariteit. De robuuste, maar anonieme en koude solidariteit van de verzorgingsstaat maakt plaats voor een minder stevige, maar wel meer persoonlijke en warmere solidariteit. Daar zitten veel risico´s en tekortkomingen in, maar het is onterecht de voedselbanken geheel en al af te doen met een verwijzing naar de caritas van weleer. Juist het feit dat er ook in onze gemeenschap een kleine honderd huishoudens zijn die gebruik moeten maken van de voedselbank, zet heel veel mensen aan tot nadenken en tot concreet iets overhebben voor de ander. Dat zijn mogelijke stappen naar een mildere samenleving waar mensen meer naar elkaar omzien.
Geef een reactie